maandag 13 juni 2011

samenvatting lessen.

Psychologie les 2 cognitieve ontwikkeling.

Jean piaget 1896-1980 de ontwikkeling van denken in 4 fasen.
Kenmerken van het denken:
1)      Assimileren: inpassen à bijv, het beweegt en heeft 4 poten = hond! (kat en schaap is ook hond)
2)      Accommoderen = aanpassen (in wei plus vacht is schaap. Maar lama ook.)
Dit assimileren en accommoderen wisselt elkaar de hele tijd af.

Voorbeeld van assimileren: koekje uit trommel pakken, fles met knikkers ook eerst proberen te pakken. Ze passen dezelfde methode toe op alles. Maar nu moet hij zich aanpassen (= accommoderen) en de fles omgooien.

Fasen van denken

0-2 Jr sensomotorische fase
Hier en nu à voelen en doen. Vanaf 6 maand begint het kind doelbewust te handelen: rammelaar uit wieg gooien. Vanaf 8-12 maand komen de opeenvolgende handelingen. Als ik de fles weg sla, kan ik bij de pen. Vanaf 1 jaar komt er de object permanentie. Dan is er een samenhang tussen hechting en object permanentie: mama bestaat ook nog als ze de deur uit is. Als ik ga huilen komt mama terug.
  • Ontwikkeling van het functioneren op lichaamsniveau, tasten, voelen, proeven.
  • Ontwikkelen van de motoriek
  • Ontwikkelen van het geheugen
  • Objectpermanentie is nog niet ontwikkeld. Voor het kind bestaan objecten niet die zich niet in zijn gezichtveld bevinden.
2-7 jr.  preoperationele fase
De taal gaat zich ontwikkelingen
1)      Egocentrisch denken: berg, wat zie je nu, en wat zie ik nu?
2)      Centratie: focus op 1 kenmerk, maken conclussies. Man met baard en meiter is sinterklaas. Papa met baard en meiter is ook sinterklaas.
3)      Conservatie principe: behouden. Kind wil liever muntjes dan 1 briefje. Dus nog niet echt logisch nadenken.
4)      Animisme: leven toekennen aan levenloze voorwerpen. De pop kan praten
5)      Magisch denken. Niet op de grijze tegels lopen want….
  • Ontwikkeling van het spreken, het strottenhoofd daalt.
  • Verfijning van de motoriek.
  • Ontwikkeling van het ik, egocentrisme. Het kind leert dat een eigen persoon is.
  • Animisme. Levenloze objecten wordt een ziel toegekend.
7-12 jaar concreet operationele fase
kinderen gaan systematischer nadenken/ logischer nadenken.
-          Identiteit is hetzelfde, niets erbij, niets eraf dan is het hetzelfde.
-          Omkeerbaarheid, terugschenken,
-          Compensatie, lang maar smal
  • Ontwikkeling tot het kunnen vergelijken van lengte en hoeveelheid
  • Ontwikkeling tot het kunnen ordenen, tellen en rekenen.
  • Ontwikkeling van het figuratieve denken
Formeel operationele fase, 11 jaar en ouder:
  • Ontwikkeling van het ruimtelijk denken
  • Ontwikkeling van het abstract denken
  • Leren logisch te denken en conclusies te trekken
Egocentrisch denken: visies andere psychologen: ze kunnen zich al eerder in beelden in anderen.
Vanaf 14 maand kunnen ze emoties af gaan lezen. Kennelijk is broccoli lekkerder dan koekje. Neem de broccoli maar.

Les 3 morele ontwikkeling. ( = geweten, waarden en normen
Er zijn 5 invalshoeken over goed en kwaad.
1)      Rousseau: mens is van nature goed en weet alles al wel
opvoeden voeden fout op waardoor het natuurlijke geweten verloren gaat.
2)      Behaviorisme: kind leert alles aan/ geweten is gebasseerd op eigen belang.
3)      Psychoanalyse: ontwikkeling superego
ID primaire behoefte, kind leert dit te bedwingen
4)      Sociaal leven: kind leert van ouders, doet hun na
5)      Verstandelijke ontwikkeling morele kwesties: bepaald verstandelijk niveau nodig om goed en kwaad te begrijpen. Hoeft normen niet aangeleerd te krijgen, het komt met de verstandelijke ontwikkeling.
Piagget: morele ontwikkeling staat samen met verstandelijk ontwikkeling.
loskomen egocentrisch wereldbeeld.

Lawrence kohlberg: voor een moreel niveau is wel een bepaald verstandelijk niveau nodig maar dit garandeert het niet.

Kohlberg cognitieve stadium theorie voor morele ontwikkeling
1)      Preconventionele stadium 1,5-8 jaar
egocentrisch denken
eigenbelang
2)      Conventionele stadium ong. 8 jaar
naleven conventies : doen omdat het hoort
regels belangrijk
sociale omgeving staat model
3)      Post conventioneel stadium ong. 18 jaar
bewust moreel dillema (nadenken over regels
principe achter regel belangrijk
hierachie afwegen
niet meer afgaan op wat hoort.

1. Preconventioneel
Dit is de fase waarin bij het kind morele oordelen afhankelijk zijn van externe en fysieke stimuli.
1 - Oriëntatie van fijn- en pijngevoel (gericht op het vermijden van pijngevoel);
2 - Het behalen van individueel voordeel (gericht op eigenbelang);
2. Conventioneel
Dit is de fase waarin het kind of de adolescent zijn morele normen afstemt op de goedkeuring van autoriteiten, in de eerste plaats zijn ouders.
3 - Anderen plezieren (gericht op het vermijden van sociale afkeuring);
4 - Autoriteit accepteren en regels opvolgen (gericht op het ontlopen van veroordeling);
3. Postconventioneel
Dit is de fase waarin de volwassene handelt volgens zelf geëvalueerde principes, of die nu de goedkeuring hebben van de maatschappij of niet.
5 - Bevorderen van welzijn in de directe omgeving;
6 - Streven naar rechtvaardigheid en genoegdoening (gericht op het tegengaan van veroordeling);
7 - Inzien van universele sociale normen (gericht op het functioneren als onderdeel van een samenleving).

1e besef van goed en kwaad
vanaf het tweede jaar, dit is kapot, dat is heel
Besef van wat ouders goed en niet goed vidnen maar als de ouders weg zijn, het wel doen
1e norm besef 2-4jr
Kind zichzelf toespreken ‘’foei stout!
Schuld op anderen schuiven ‘’beer deed het!
Vanaf 3 jaar, gaan ze hun stoute gedrag verbergen
Vanaf 5 jaar lukt dit beter.
Kleutergeweten 4-6jr
Geen onderscheid bedoeling en resultaat
Vanaf 6 jaar onderscheid opzet en per ongeluk
Lagere school
Star toepassen van de regels
12jr en ouder
Zoeken eigen normen en waarden

Les2/3? Ontwikkeling van het ‘’ik ‘’ = sociaal emotionele ontwikkeling, identiteitsontwikkeling.

0-4 mnd.
Geen ik besef. Is die  hand van mij? Er is geen onderscheid met de omgeving is de symbiotische fase  
Vanaf 4 maand-10  
maandag bewust ‘’ik sta los van de omgeving ( zelf expres knuffel uit de wieg slaan,) doelbewuste handeling. Bewustwording van fysieke scheiding.
Vanaf 18 maand
 zelfbewust zijn. Ze herkennen zichzelf in een spiegel.

Zelfbeschrijving
Vanaf 2 jaar       ‘’ik’’  ‘’mij’’  (taal
3-5 jr                    hier en nu, fysieke beschrijving (rode schoen, poes)
5-6jr                     voorkeuren (lievelingsdier, kleur, eten, vriendin
6-12jr                   persoonlijke eigenschappen (ik ben goed in… aardig.. kwaliteiten. Ze gaan zich heel erg vergelijken.

Freud 1856-1939
de eerste 5 jaren zijn de basis voor de persoonlijkheid
(leerling) Erik Erikson 1902-1994
Ontwikkel je je hele leven
ID driften
Ego centraal
Psycho seksuele ontwikkeling
0-1.5 jr: orale fase. Via de mond wordt de mond ontdekt. Orale fixatie: als ze de fase niet goed doorlopen, te veel te weinig eten dan doen ze dat later ook.
1.5-3 jr. anale fase: zindelijkheidstraining : ontdekt controle. Ik bepaal wanneer ik plas à macht
Anale fixatie” macht willen houden
3-6 jr oedipale fase: jongen, meisje wordt verliefd op andere sekse ouder, concurrentiestrijd die hij verliest, hij identificeert zich wel met de ouder van hetzelfde geslacht.
0-1.5jr vertrouwen (hechting) en wantrouwen (waar blijft mama?)
1.5-3 jr Autonomie v.s twijfel. Lopen geeft ook gevoel van macht à autonomie (zelfstandigheid) ouders gaan hun kind begrenzen.
Iniatief (schuldgevoel) ze willen beste, winnen zijn

Psychologie volgende les. Het beoordelen van kunst, ontwikkeling hierin.

Esthetische ontwikkeling parsons
-          Emotie (more exposure effect, omdat je iets vaak ziet geef je het een positieve waarde
-          Sociale culturele omgeving (papa mama gan naar museum, je gaat zelf schilderen, leeftijdsgenoten
-          Cognitie (parsons) zowel de emotie als de sociale omgeving zijn belangrijk. Deed onderzoek oordelen b.k wat vind je van.. hij ontdekte 5 stadia aan oordelen. Het gaat van egocentrisch naar een meer genuanceerd oordeel en ze stapelen elkaar op, maar stadia waar je nu in zit neemt wel de boventoon aan.
-           
1e stadium: associatieve stadium
Heel persoonlijk, als ik het herken, zijn lievelingsdier is.. dan vind ik het ook mooi. Persoonlijke associaties, egocenttrisch. Als ik het eng vind, is het ook niet mooi.
2e stadium mimetische (nabootsen)
A schematisch realisme: het moet ongeveer realistisch zijn (gezicht herkennen
B fotografisch realisme het moet er precies op lijken
3 expressieve stadium
 je wilt geraakt worden. Je bewust worden van de kunstenaar en zijn bedoeling. De kunstenaar moet orgineel zijn, authentiek, uitbeelden in zijn werk. Wat wil de kunstenaar met dit werk zeggen
4 formele stadium
, lijnvoering, vlakverdeling, compositie, kleur spelen mee in het oordeel
5 open oordeel structuur
Alle stadia wegen evenveel mee